Barcodes: Moordverhalen uit de Walcherse horecageschiedenis

Als je informatie verzamelt voor een online encyclopedie over het horecaleven stuit je in de loop van de tijd uiteraard ook op verhalen en beelden die het daglicht niet verdragen. Daar moet je zorgvuldig mee omgaan. Eenvoudig is dat echter niet altijd. Als redactie willen we niemand beschadigen, maar tegelijkertijd streven we naar een zo volledig mogelijk beeld van de geschiedenis van een horecagelegenheid. Als een misdrijf de aanleiding was voor het sluiten van een etablissement, dan ontkomen we niet aan een vermelding van het voorval. Als we die vermelding weg zouden laten zou het verhaal als geheel immers niet kloppen. Wat we vervolgens wel en niet schrijven over kroeggerelateerde criminaliteit hangt af van de vraag hoe lang het is geleden. Laat ik moorden als voorbeeld nemen. Die komen niet zo gek vaak voor op Walcheren, maar de zaken die ons bekend zijn deden allemaal veel stof opwaaien. Welke dingen publiceren we dan niet?

Welnu, in het geval van twee Middelburgse moordzaken, uit 2005 en 1999, maken we wel melding van de voorvallen, maar laten we uit respect voor de betrokken de namen en foto’s van de betrokkenen weg. Mensen die er meer over willen weten kunnen het ook zelf opzoeken in de Krantenbank Zeeland. Over een zaak uit 1980 vertellen we al wat meer. Aan de Nieuwe Vlissingseweg was toen bijvoorbeeld café The Pub gevestigd, een gelegenheid die behalve een kroeg- ook een bordeelfunctie had. Dat bordeel werd aan de man gebracht onder de hilarische aanduiding Psychosexueel Therapeutisch Instituut Tête à Tête. Zeg nu zelf: dat is toch te mooi om niet over te schrijven? Dat bij die zaak ooit ook een geruchtmakende moord werd gepleegd en een brand werd gesticht laten we niet onvermeld. Het is meer dan 30 jaar geleden en hoort nu eenmaal bij de context van deze horecagelegenheid. We noemen dan alleen niemand bij naam.

Anders wordt het als zaken ouder zijn dan 70 jaar. Dan publiceren we alle informatie die we kunnen vinden. Op Vlissingen Dronk bijvoorbeeld, verwijzen we bij café Keersluis met plezier naar het boek ‘De Keersluismoord’ van Gerard van der Hoeven. Het verhaal over de moord op kastelein Johannes Lauwereins en diens vrouw, in 1937, is gruwelijk, maar verdient zonder meer een plekje op de website. De zaak was geruchtmakend en had ook invloed op andere horecagelegenheden. Daar kún je niet aan voorbij gaan. Dat geldt ook voor het geval Kees Merk, eigenaar van café Monopole op de Pottenmarkt in Middelburg, die in 1934 zijn huishoudster vermoordde. Recenter voegden we het verhaal van Pieter de Waal toe, die in 1754 verbleef in logement In ’t Hanegekraay aan de Beestenmarkt in Middelburg. Hij stak de uitbater dood nadat hij dronken was geworden op de kermis. Hij kwam tot zijn daad omdat hij pas na tienen was thuisgekomen. Daar was de logementhouder het niet mee eens. Hoe lelijk zo’n relaas ook is: wij plaatsen het onder het kopje ‘mooie verhalen’. Er gelden andere regels als zaken verjaard zijn. Dan verdragen ze het daglicht wél.

Barcodes: Het watermerk van de Helm

Het hoogseizoen is aangebroken en dorst, die oude moeder, is voor sommigen een niet te beteugelen eerste behoefte. De eerste behoefte lijdt pondspondsgewijs tot een tweede die de uitdrukking ‘als de nood het hoogst is, is de redding nabij’ in twee varianten gestalte geeft. Wanneer er toiletten in de gelegenheid aanwezig zijn wordt de hoge nood natuurlijk via de bekende weg gelenigd, maar wanneer men toevallig net op weg in Middelburg is dient de behoefte te worden opgehouden tot een nieuwe gelegenheid zich voordoet. Wanneer die gelegenheden dun gezaaid zijn, doet zich soms een fenomeen voor waar iedere rechtgeaarde burgerman of –vrouw van gruwt: men, in grote mate het mannelijk geslacht wel te verstaan, plast wild.

In de vroege morgenuren siert dan het watermerk van nooddruftige natnekken nogal wat muren van de stad. Het zou natuurlijk kunnen dat de al wat oudere jongeren sommige muren oudergewoonte aanzagen voor urinoirs – in de jaren van weleer kende Middelburg nogal wat van die urinoirs. Op strategische plaatsen in de stad stonden strak opgemetselde muurtjes waartussen toevallige passanten de blaas wat lucht konden geven. Zo toevallig waren die passanten soms niet, want er stond bijvoorbeeld zo’n urinoir bij de Vlissingsebrug die de bezoekers van de warme driehoek TeerpakhuizenstraatVlissings WagenpleinWinterstraat op hun wenken bediende.

De bezoekers van het urinoir aan het kastanjelaantje tussen de voormalige Ambachtschool en het voormalige Miniatuur Walcheren werden dan weer op tweeërlei wijze op hun wenken bediend. Dat urinoir diende in de avond- en nachtelijke uren namelijk als een zogenaamde baan voor heren die de Griekse beginselen waren toegedaan. Het drukst bezochte urinoir ooit was ongetwijfeld dat bij het voetbalveld op het voormalige sportcomplex Nadorst – nomen est omen – want daar werd, zeker in de gloriejaren van voetbalverenigingen Middelburg en Zeelandia, de koele blonde hartstochtelijk bemind. Men zou zelfs kunnen zeggen dat een bier drinkende voetbalsupporter een pleonasme is – een makkelijk inkoppertje.

Na het verdwijnen van de muurtjesurinoirs uit het straatbeeld schoten de kunststof muntgemakken als paddenstoelen uit de grond. Ze voorzien voornamelijk in de behoeften van het parkeervolk op bijvoorbeeld het Hof van Tange, maar dat muntgemak ontbeert eigenlijk strategisch nut in de kleine uurtjes. De plaats van het tweepersoonsurinoir van de firma Betonno uit Utrecht dat de Middelburgse dienst gemeentewerken in 1926 aanschafte was wat dat betreft beter gekozen. Dit paleisje in de stijl van Le Corbusier maakte de Helm tot een plek waar het plegen van een plas een esthetisch genot was. Dat monument der kleine behoefte had men nooit moeten slechten, want sindsdien signeert er menig bewuste passant de muren met zijn watermerk. Want natuurlijk zijn er ook wildplassers die de weg weten en zich niet storen aan de seizoenen of het normbesef van de goegemeente. Wanneer je moet dan moet je – dat is zo simpel als goedendag. Soms wordt de plas echter uit respect nog even opgehouden als het urinoir onder de Lange Jan, de laatste stenen oase, wenkt en daar klinkt dan, opgelucht, de verlossende zucht van verlichting.

Zie ook de pagina Urinoirs.

Barcodes: Ik genoot, letterlijk, met volle teugen

Seventy_Seven_1988

“Je kunt geen geld uitgeven dat je niet hebt”. Mijn moeder heeft me die woorden vaak op het hart gedrukt tijdens mijn jeugd, maar echt overtuigd klonk ze maar zelden. Ze voelde waarschijnlijk al dat ik het advies toch wel in de wind zou slaan, als het er later in mijn leven op aan zou gaan komen. Dat vermoeden bleek achteraf gezien juist. Tot mijn 18e levensjaar hield ze nog enig toezicht op mijn uitgavenpatroon en kon ze, waar nodig, ingrijpen, maar toen ik eenmaal op kamers woonde was het hek van de dam. Ik had maandelijks niet veel meer dan 600 gulden te besteden, waarvan het grootste deel opging aan huur en boodschappen. Dat weerhield me er echter niet van bijna dagelijks naar het café te gaan. Juist in die periode ontwikkelde ik me tot een stamgast van twee Middelburgse zaken. Dat leidde uiteraard al snel tot financiële problemen. Ook eind jaren 80 betaalde je immers al 2 gulden voor een glas bier. Dat ik er desondanks altijd in slaagde om op tijd de vaste lasten te betalen dankte ik aan de ontdekking dat je toen wel degelijk geld kon uitgeven dat je (nog) niet had. Er waren verschillende trucjes waarmee je jezelf voor de gek kon houden.

Zo had je Eurocheques. Op een dag kreeg ik er daar ongevraagd tien van toegezonden door de bank. Wat een feest! Er stond geen cent meer op mijn rekening, maar aan de bar kon je cheques gewoon uitschrijven. Daarbij koos je vanzelfsprekend altijd voor het maximumbedrag van 300 gulden. Ik genoot, letterlijk, met volle teugen. Totdat ik ontdekte dat de eigenaar van de zaak die indirecte inkomsten altijd even opspaarde. Een paar maanden later verzilverde hij alle cheques in één keer, waardoor ik opeens 3000 gulden schuld had bij de bank. Dat was veel geld voor iemand die leefde van studiefinanciering en wat inkomsten uit een baantje als afwashulp. Er zat niets anders op dan meteen een baan nemen na het eindexamen. De prijs van een voorschot bleek geen vakantie te zijn.

De Eurocheque zwoer ik af, maar niet veel later tuinde ik er toch weer in. In Middelburg verschenen de eerste pinautomaten. Was dat even handig! De studiefinanciering werd op een vaste datum gestort. Je kon het bedrag steevast één minuut na middernacht opnemen. De synchronisatie van de automaten van verschillende banken was echter nog niet optimaal. Als je een sprintje trok over de Markt kon je hetzelfde bedrag vier keer opnemen. Opnieuw feest! Een rondje voor de hele zaak! Het was maar goed dat de banken daar al snel een technisch stokje voor staken.

In de daaropvolgende jaren waren de trucjes niet meer nodig. Als stamgast mag je tenslotte meestal wel poffen, als de situatie daar om vraagt. Dat ook die oplossing soms leidt tot problemen en hilarische taferelen herinner ik me nog maar al te goed uit de tijd dat ik zelf barman was. Maar dat verhaal vertel ik een volgende keer.

Barcodes: Domweg gelukkig in Oranjezon

Uitspanning_Oranjezon_ca._1925

Een aantal weken geleden deed ik fietsenderwijs een rondje Walcheren en besloot gaandeweg de ochtendkoffie te genieten in de Uitspanning Oranjezon. Eenmaal ter plaatse gearriveerd was het alsof de tijd aan de Koningin Emmaweg eerbiedig stil was blijven staan. De boerderij ademt nog steeds de trage ademtocht als toen zij in 1726 gebouwd werd voor de prins van Oranje. De prins verpachtte de boerderij onder de conditie dat de pachtboer en –boerin maaltijden moesten verzorgen wanneer hij en zijn adellijke kornuiten op jacht waren. Die maaltijden werden gebruikt in de gelagkamer waar men nu nog steeds ter dis kan gaan.

De sfeer van nauwelijks vervlogen jaren was voelbaar en het had me niet in het minst verbaasd wanneer Jan Bliek en echtgenote Maria Bakker – pachtboer en –boerin in de jaren ’20 van de 20ste eeuw – even waren aangeschoven. De familie Bliek zat van 1923 tot 1999 in de uitspanning en heeft gedurende die periode niet toegegeven aan de jeuk die men vernieuwingsdrang noemt, maar het authentieke karakter in stand gehouden. Een klein wonder, want voor het zelfde geld, of een beetje meer, was er een onverlaat ingestapt die een ingrijpend project van verschroeide aarde had ontwikkeld. Daarom staat nu, zo’n dikke vijftig jaar na dato, een herinnering uit mijn kinderjaren nog haarscherp op het netvlies. In de nazomers van de jaren ’50 plukten we jaarlijks bramen in het waterwingebied van Oranjezon. Je moest een speciale kaart hebben om het waterwingebied te mogen betreden en het verkrijgen van zo’n entreebewijs was geen sinecure. De kaarten werden gedurende een aantal dagen verdeeld door de toenmalige dienst gemeentebedrijven van de gemeente Middelburg die gehuisvest was aan de Dam. Voor het pand waar nu het Hotel aan de Dam gevestigd is vormde zich dagelijks een rij bramenjagers tot aan het terras van café Damzicht – nu de Zwarte Ruiter op het Witte Paard – en soms nog wel verder.

Met de fel begeerde kaart op zak vertrokken we op een vroege zaterdag- of zondagmorgen in september per Ford Anglia, de bedrijfsauto van mijn vader, naar Oranjezon. Gewapend met plastic emmers, jodium en pleisters – de bramen gaven zich immers niet zonder slag of stoot gewonnen – gingen we op jacht naar de zwarte vruchten des velds. Van het meeslepen van mondvoorraad was geen sprake, want het feestje werd gewoontegetrouw afgesloten met een middagmaal in de uitspanning. Dit heb ik bij mijzelve overdacht, domweg gelukkig in Oranjezon.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht, schreef de dichter J.C. Bloem en dat was ook het credo van de godvrezende Walcherse pachtboeren en –boerinnen die in het begin van de 20ste eeuw hard moesten bikkelen om een bete broods met tevredenheid bij elkaar te schrapen. Wanneer de voren al een rijke oogst brachten kwam die toch vooral de landheren en herenboeren ten goede. Daar dacht ik aan toen ik mijn ochtendkoffie genoot bij John en Natasja, de huidige eigenaren van de uitspanning, tot een peloton Belgische fietsbejaarden zich luidruchtig tot de Duvel bekeerde.